Ontwerpprincipe 10

Principe 1: Observeer en reageer
Principe 2: Vang energie en sla ze op
Principe 3: Zorg voor opbrengst
Principe 4: Pas zelfregulering toe en aanvaard feedback
Principe 5: Gebruik en waardeer hernieuwbare grondstoffen en diensten
Principe 6: Produceer geen afval, maak kringlopen
Principe 7: Van patronen naar details
Principe 8: Verenig eerder dan te scheiden
Principe 9: Pas kleine en trage oplossingen toe
Principe 11: Gebruik randen en waardeer de marge
Principe 12: Wees creatief in het omgaan met of het reageren op veranderingen

Gebruik en waardeer diversiteit

Men moet niet al zijn eieren onder één kip leggen


Diversiteit is een kenmerk van natuurlijke systemen. Binnen elk systeem vind je zowel generalisten als specialisten, er is diversiteit op zowat alle domeinen en in meerdere lagen. Waar je ook kijkt, telkens is er diversiteit te ontwaren als waarborg voor het voortleven.

Het icoontje

Het icoontje staat symbool voor de specialisatie in vorm en functie, ontstaan in de lange co-evolutie in de natuur. Het is een afbeelding van de honingeter, een inheemse vogel in Australië, en de kolibrie, beide specialisten. Ze hebben een lange, smalle snavel en kunnen zweven, ideaal om nectar op te zuigen uit diepe bloemkelken.

Diversiteit van soorten geeft diversiteit van kleur en bloei-en oogsttijd. Foto: Yggdrasil
Berken als pioniers met ondergroei na 20 jaar. Foto: Yggdrasil
Paardenbloemen als pioniers. Foto: Yggdrasil

Behoud of opbouw van biodiversiteit?

Het verlies van diversiteit is ondertussen een algemeen gekend gebeuren. Men probeert soorten te redden door middel van arboreta, dierentuinen en zaadbanken, maar uiteindelijk is dit geen duurzame oplossing voor de lange termijn. Permacultuur zet in op het bewaren van diversiteit en zoekt tegelijk naar fundamenteel andere ontwerpen, zodat diversiteit een werkzaam en gewaardeerd onderdeel wordt van onze manier van leven. Diversiteit in elementen en functies is hierbij een belangrijk hulpmiddel en kenmerkend voor geïntegreerde systemen. Zomaar gewassen door elkaar zetten geeft een verzameling, maar is niet de diversiteit die we beogen in permacultuur. Het zijn de werkzame relaties tussen de soorten die voor diversiteit zorgen en zo een netwerk en een stabiel systeem tot stand brengen.

Specialisatie als belangrijk element van diversiteit in de natuur

In de natuur zijn zowel generalisten als specialisten te vinden. Generalisten passen zich gemakkelijk aan de omstandigheden aan. Dit zijn bijvoorbeeld de pioniers die zich in diverse situaties kunnen handhaven en meteen de omgeving zodanig aanpassen dat de meer veeleisende en kwetsbare specialisten er na verloop van tijd kunnen gedijen.

Op landschapsniveau is diversiteit gebonden aan biofysische factoren zoals klimaat, landvorm en mineralen. Elementen die zich tevreden stellen met bronnen die voor het rapen liggen zijn efficiënter en krachtiger dan meer kieskeurige elementen.

Berken zijn zulke pioniers die voor een gematigder microklimaat zorgen en door hun vlot verteerbare bladeren de bodem snel van een mulchlaagje voorzien. Op bepaalde plaatsen zijn het de voorlopers van een gemengd loofbos.

De diversiteit aan planten is heel groot omdat de plekken waar ze potentieel kunnen groeien ook zo gevarieerd zijn. Die plaatsen worden bepaald door factoren als temperatuur, voedselaanbod, water, zonlicht.

In situaties met weinig diversiteit qua omstandigheden zal een generalist domineren, met als gevolg weinig variatie aan planten en dieren. Er ontstaat immers concurrentie tussen planten met dezelfde behoeften. Als gevolg van de beperkte diversiteit aan begroeiing concurreren dieren voor voedsel en nestgelegenheid. De best aangepaste overleeft, maar de diversiteit schiet erbij in.

Variatie in situaties zorgt ervoor dat verscheidene specialisten zich in elkaars nabijheid kunnen handhaven, er is immers geen concurrentie omdat ze niet dezelfde noden hebben.

Ook differentiatie in tijd is mogelijk. Zo kunnen nachtroofvogels zoals de kerkuil op hetzelfde terrein actief zijn als roofvogels die overdag jagen zoals de steenuil.

Een divers systeem zorgt voor een stabiel systeem

Diversiteit zorgt ervoor dat fouten of veranderingen in het systeem goed kunnen opgevangen worden. Bij het teloorgaan van een element is er steeds een ander element dat die functie kan invullen. Diversiteit is niet enkel mogelijk tussen soorten, maar ook binnen de soorten en op meerdere terreinen zoals structuur en leeftijd. Zo zorgt diversiteit voor risicobeperking en zelfs voor stabiliteit.

Diversiteit in structuur en leeftijd

In oude bosvegetaties is er diversiteit in de structuur. Er is immers een complex netwerk van boomwortels, schimmels, holtes in de stammen, takken- en bladstructuren, schors, al dan niet met diepe groeven. Deze diversiteit hangt dan weer samen met een enorme verscheidenheid aan bodemleven, insecten en andere dieren.

In bossen is er ook een diversiteit in leeftijd. Jonge bomen groeien er onder en tussen oudere tot heel oude bomen. Wanneer een oudere boom het begeeft is er ruimte om te groeien voor de jongere exemplaren en de omgevallen boom is meteen weer een bron van verhoogde diversiteit aan zowel plantengroei als dieren. Ook afbraak brengt immers nieuw leven in het bos.

Genetische diversiteit

Naast de diversiteit van soorten is de diversiteit binnen de soorten eveneens belangrijk. Veel wijdverspreide en dominante soorten tonen een grote variëteit binnen de soort. Dit is een weerspiegeling van hun groot aanpassingsvermogen aan wisselende omstandigheden. Genetische diversiteit biedt een grotere kans tot overleven van de soort bij één of andere verstoring. Zo groeit de paardenbloem op bijna alle soorten gronden. Ze past zich immers gemakkelijk aan. Door haar aanpassingsvermogen zijn er vele ondersoorten en variëteiten ontstaan. Onder andere de vorm van de bladeren kan heel erg verschillend zijn van de ene paardenbloem tot de andere, ook al blijven ze herkenbaar als eigen aan de paardenbloem.

Waarom diversiteit nastreven bij het telen van voedsel?

In de tijd voor de groene revolutie of industrialisatie van de landbouw was polycultuur de norm en dit om verschillende redenen.

Het was vooreerst de bedoeling om voor eigen voedsel te zorgen. Dan gaat men vanzelf een heel gamma aan soorten telen, ook met het oog op wintervoorraad. Wanneer er grote markten ontstaan bieden deze meerdere soorten voedsel aan. Zowel het telen voor de markt als het feit dat men voedsel kan aankopen leidt uiteindelijk, dankzij de industrialisatie en het gebruik van fossiele brandstoffen, tot monoculturen. Diversiteit vermindert zo zienderogen in de voedselteelt.

Een andere reden voor polycultuur was dat diversiteit minder risico inhoudt bij een tegenvallend seizoen. Elke tuinier weet dat er elk jaar wel een gewas is dat het minder goed doet terwijl andere het dan weer beter doen. De ene variëteit van een plant is wellicht productiever dan de andere, maar minder bestand tegen ziekten, plagen of bepaalde weersomstandigheden. Bij selectie of bij de keuze van zaden speelt de balans tussen deze elementen een belangrijke rol.

De derde reden voor diversiteit is meer van emotionele aard: men houdt van een bepaalde smaak, van een soort die een selectie is van oma of opa, of van de kleur of de geur. Er kunnen vele redenen zijn waarom men voor een bepaalde soort kiest. Denk bijvoorbeeld aan erwten: je hebt de keuze tussen lage, met een mindere opbrengst per vierkante meter en hoge die productiever zijn, maar een hoge houvast nodig hebben en dus meer werk vragen. Er zijn erwten die zoeter smaken, die mooie groene erwtjes voortbrengen of die grotere peulen hebben. Er zijn witbloeiende soorten naast de blauwschokkers die zich met prachtige paars-lila bloemen tooien, maar die dan weer niet zo’n frisgroene, ronde erwtjes geven. Ze zijn mooier in de tuin, maar minder mooi op het bord. Zo kan diversiteit aan meerdere behoeftes voldoen.

Diversiteit als troef van permacultuur

Door de voortdurende aanvoer van voedsel van overal en het gebruik van diepvries en koelkast zijn we erg gewoon aan een grote diversiteit aan groenten en fruit.

David Holmgren noemt tuinieren een vorm van landbouw en hij hoopt dat we een serieuze toename krijgen van bekwame tuinders die voedsel kunnen produceren voor zichzelf en hun buren. Om succesvol de concurrentie met de grote markten te kunnen aangaan voor het aanleveren van vers voedsel zal de diversiteit van het aanbod van cruciaal belang zijn. De klant is het namelijk zo gewend. Omdat permacultuurtuinen een grotere diversiteit verbouwen dan de klassieke tuintjes, die meestal een afspiegeling zijn op kleine schaal van de marktgerichte landbouw, vermoedt Holmgren dat permacultuur aan populariteit zal winnen. Ook de toenemende populariteit van vergeten groenten draagt bij aan de diversiteit van het aanbod.

Experimenteren om diversiteit op te bouwen

Ook al concentreren we ons op diversiteit, niet alles wat kan groeien in de tuin moeten we er toelaten. Het komt erop aan een evenwicht te vinden tussen wat de grootste opbrengst en voedingswaarde oplevert met de minste arbeid, de kleinste behoefte aan plaats, eventueel gedurende de kortste tijd. Het kan heel wat tijd kosten voor we een evenwichtig systeem gevonden hebben. We vertrekken immers zonder te weten wat zal werken en wat niet, aangezien er weinig of geen plaatselijke voorbeelden zijn. Er zijn regelmatig nieuwe inzichten door onderzoek en studies, bijvoorbeeld op het vlak van het bodemleven en de rol van sporenelementen. In functie van minder energieverbruik zien nieuwe technieken en toepassingen het licht.

Experimenteren is ook schrappen

Het is nodig om veel te experimenteren met verschillende soorten en diverse technieken. Sommige experimenten zullen goed lukken, andere vallen tegen. Corrigeren wat niet voldoet en onproductieve planten verwijderen horen thuis in een systeem dat zijn evenwicht zoekt in het streven naar de grootste voedseldiversiteit. Enkel bij een grote diversiteit is het mogelijk soorten te verwijderen en toch diversiteit te behouden.

Spontane uitzaaiing levert sterkere planten, maar ook hier is uitdunnen nodig. Dit kan enkel dankzij de diversiteit van de natuur. Het ethisch principe ‘Zorg voor de Aarde’ moet ons helpen om de juiste balans te vinden tussen laten groeien en weghalen.

Zomaar zaaien in plaats van aankopen

Onze bekommernis om diversiteit in te bouwen in onze ontwerpen als een verzekering voor de toekomst kan zich ook uiten in het zomaar zonder kennis uitzaaien van bomen in plaats van bestaande variëteiten aan te kopen. Ook al is niet duidelijk wat het resultaat zal zijn van het zaaien van pitten en zullen er zeker ook minder geschikte variëteiten uit voortkomen, de kans is groot dat er ook lekkere en geschikte planten bij zijn.

Late notelaar. Foto Yggdrasil
Notelaar op zelfde moment als de late notelaar. Foto: Yggdrasil

Op het terrein van Yggdrasil komen op verschillende plaatsen elk jaar door toedoen van eekhoorns en woelratten spontane zaailingen op, onder andere van okkernoten. Meerdere ervan hebben we laten uitgroeien tot bomen. Het resultaat is dat we een grote diversiteit aan okkernoten hebben. Elke notelaar heeft zijn eigen karakter. Aan de vorm en de grootte van de noot weten we van welke boom die komt. De bomen met telkens weer kleine noten of met zo erg gevulde noten dat het eetbare deel er niet uit te krijgen is, hebben we weggehaald om te vervangen door bomen met een betere productie.

Vorig jaar waren er door de late nachtvorst over het algemeen weinig okkernoten. Ook bij Yggdrasil droegen sommige bomen geen noten, andere alleen in het hoogste deel van hun kruin, maar één boom was zwaar beladen met noten. Het is de boom waarvan we de eerste jaren telkens na de winter dachten dat hij dood was: hij begint namelijk pas uit te lopen als de andere notelaars al volop bloeien. Het is een zich jaarlijks herhalend feit: hij loopt wat achter, maar soms kan dat een voordeel zijn. Hier zien we dat diversiteit risico’s verkleint.

Experimenteren en eruit leren is de boodschap, de diversiteit zal er wel bij varen!