Waarom reizen we?

Cover PM 27Deze longread werd geschreven door Lucrèce Roegiers en verscheen in nummer 27 op pagina's 21 t/m 24.

Bestel dit nummer in onze winkel

 zoek een ander artikel

Het thema reizen zette me aan het denken. Reizen, reisboeken, reisagentschappen, er zijn er duizelingwekkend veel. Elke vakantie grijpt een gigantische volksverhuizing plaats. Waarom willen wij zo graag reizen? Zit het ons in het bloed? We gaan voortdurend heen en weer, weg en weer naar huis, waarom toch? Zijn we misschien nomaden?

In de leer bij de natuur

Wie de visie van permacultuur genegen is, gaat bij een probleem te rade bij de natuur: hoe gaat het daar, hoe wordt het probleem opgelost? Daarna probeer je deze informatie zo goed mogelijk op een gelijkaardige manier toe te passen. Ik ga hierbij zowel bij planten als dieren te rade.

Planten, verwoede reizigers

Planten verplaatsen zich over de gehele aardbol en met enorm succes. Men zegt vaak ‘de grond wil bedekt zijn’. Ik geraak er steeds meer van overtuigd dat niet zozeer de grond wil bedekt zijn, maar dat de planten een enorme inspanning doen om zich overal te verspreiden, zowel te land als te water. 

Hoe gaan planten op reis?

Op reis gaan is zich verplaatsen, ver of dichtbij. Net als mensen maken planten hierbij gebruik van vervoermiddelen: wind, water, dieren, mensen en daarbovenop ook nog de vervoermiddelen die door mensen gemaakt zijn.

We hebben het vaak over ‘vaste planten’ en bedoelen dan planten die elk jaar op dezelfde plaats blijven staan of terugkomen. Dat is vooral een illusie die we zo goed mogelijk proberen tot werkelijkheid te maken. We nemen uitlopers en jonge zaailingen weg, we snoeien planten om ze te verjongen zodat ze wat langer op die plaats gaan gedijen. Maar het lukt ons niet echt. Een ‘vaste plant’ die te lang op dezelfde plaats staat, geraakt die plek moe of de bodem raakt uitgeput en de plant gedijt steeds minder tot ze het loodje erbij neerlegt. Eenjarigen verhuizen heel snel en als ze gedwongen worden enkele jaren na elkaar op dezelfde plek te blijven, doen ze het steeds minder goed. Vanuit dat idee is wisselteelt ontstaan. 

Laat je planten hun gang gaan, dan verhuizen niet enkel een- en tweejarige planten, maar ook de zogenaamde vaste planten. Sommige doen dat snel met grondscheuten of uitlopers zoals frambozen, braambessen, aardbeien, andere doen er veel langer over, soms te lang voor ons om het in de gaten te hebben. Hierbij denk ik dan aan sommige struiken en vooral aan bomen. Leven is bewegen, hoe traag ook.

Dat reizen of verhuizen gaat vooral via zaden die soms kilometers verder ontkiemen, waardoor een nieuw terrein ontgonnen wordt en de plant verder leeft. Hierbij maken planten gebruik van diverse vervoermiddelen. Sommige, zoals paardenbloem, esdoorn en es, laten hun zaden meereizen met de wind. Hiervoor hebben ze de structuur van hun zaden optimaal aangepast: ze hebben ze voorzien van zaadpluis, eventueel in de vorm van een parachute, een gedraaide structuur zoals de helikoptertjes van esdoorn, er is een eindeloze variatie. Sommige planten, zoals kleine veldkers en ooievaarsbek, schieten hun zaden weg als ze rijp zijn. Andere planten, agrimonie, kleefkruid en grote klis bijvoorbeeld, voorzien hun zaden van haakjes die overal blijven aan vastkleven, zodat ze kunnen meeliften in de vacht van dieren of aan schoenen en kleren. 

Nog andere planten verpakken hun zaden zodanig dat ze lekker voedsel zijn voor dieren die de pitten dan ergens uitpoepen, omgeven door een pakketje mest. Of ze zijn voorzien van een harde schaal die enkel door een beperkte groep dieren kan gekraakt worden. Eekhoorns en gaaien verstoppen ze op veel verschillende plaatsen en een deel wordt niet opgehaald en kan daar ontkiemen.

Water- en oeverplanten hebben vaak zaden die kunnen drijven en niet aangetast worden door het water. Ze drijven mee op de beweging van het water tot ze ergens blijven steken en kunnen ontkiemen. Kokosnoten kunnen heel lang op zee drijven tot ze ergens aanspoelen en wortelschieten.

Er zijn ook ongewilde reizen van planten, als ze bijvoorbeeld meegenomen worden door mensen die ze in hun tuin willen aanplanten.

Waarom gaan planten op reis? 

Planten gaan voortdurend op zoek naar een geschikte biotoop om het voortleven van de soort veilig te stellen. Uit zorg voor hun nakomelingen gaan ze steeds verder op zoek naar nieuw terrein, een biotoop met meer aangepaste uren zonneschijn of schaduw of een voedzamere bodem. Een tuinier weet dat planten die zelf hun standplaats kiezen daar veelal beter gedijen dan op de plaats waar hij ze geplant heeft. Met de klimaatverandering zien we dat planten vooral meer noordwaarts reizen, of hogerop, al zijn daar uitzonderingen op. 

Een beter leven voor hun nakomelingen is de grote drijfveer.

Dieren zijn nomaden

We weten dat vele dieren trekken. Heel wat vogels vliegen jaarlijks heen en weer tussen noord en zuid, evenals sommige vlinders, zeeschildpadden, vissen die vaak duizenden kilometers afleggen.

Meestal verplaatsen ze zich naar een streek met een geschikter klimaat, ook al moeten ze daarvoor onherbergzame gebieden zoals woestijnen en zeeën oversteken. Telkens keren ze jaarlijks of soms pas na vele jaren terug naar hun geboorteplaats om daar ook zelf nakomelingen ter wereld te brengen. 

Andere dieren, vooral grazers, trekken vaak in kuddes rond op zoek naar voedsel. Meestal is dat een kringloop, de regen achterna. Regen brengt immers vruchtbaarheid en een overvloed aan voedsel. Grazers reizen zo heen en weer zonder de grond uit te putten, want al grazend voorzien ze de grond van bemesting. Is de voedselvoorraad op, dan trekken ze weer verder naar een plek met voedsel. 

Jonge dieren gaan op een bepaald moment op eigen benen staan en gaan al of niet gedwongen op zoek naar een eigen territorium. Daarbij kunnen ze grote afstanden afleggen voor ze een geschikt territorium vinden. Denk hierbij aan de wolven, die bezig zijn onze streken terug te bevolken.

Wat leert ons dat?

“We kunnen de mens wel uit de natuur willen schrappen, maar de natuur laat zich niet uit de mens halen.”

Arita Baaijens

Planten en dieren reizen of verhuizen uit noodzaak om voedsel te vinden of een beter leefklimaat voor zichzelf of voor hun nakomelingen.

Bekijk ik onze maatschappij, dan zie ik dat ook nu mensen op zoek zijn naar een betere levenssituatie voor zichzelf en hun kinderen. In onze ogen zijn dat geen reizigers, ze worden als vluchtelingen of migranten bestempeld. Woorden zijn belangrijk, ze kunnen een nuancering weergeven, maar evengoed een beoordeling, goedkeuring of afkeuring. Gastarbeiders waren welkom in de 60’er jaren, in de jaren 70 kreeg de term een negatieve gevoelslading, het werden vreemdelingen, Marokkanen … vul zelf maar aan. 

Zijn dat niet de echte reizigers? En hoe ga je daarmee om als permaculturist of geïnteresseerde in permacultuur? Voldoende stof tot nadenken!

Waarom reizen wij, westerlingen?

Ook al hebben wij, westerlingen, veel comfort en een luxeleventje, toch gaan we massaal op reis. Op het eerste gezicht is reizen voor de meesten van ons meer een vorm van amusement, wij zijn toeristen. Reizen om te leren, geldt slechts voor een beperkte groep.

Waarom willen wij toch zo graag 'weg' en 'op vakantie'? Het is pas sinds de laatste 60 à 70 jaar weggelegd voor de gewone mens. Voordien werd er nauwelijks gereisd, er werd geen vakantie genomen. Ik herinner me de tijd als kind, toen 'vakantie nemen' begon, dat mijn vader daar veel vragen bij had. Hoe moest dat dan als de bakker, de slager, de bieruitzetter gedurende twee weken niet langskwam en de winkel gesloten was? Tot dan werkten de mensen elke dag, behalve op zondag, dat was een rustdag die in ere gehouden werd. Er was ontspanning in familiekring of buurtsport. Maar de tijden zijn veranderd. We werken veel meer onder druk, de meesten komen niet veel meer buiten in de natuur, iedereen heeft het druk, druk, druk … Is vakantie misschien een poging om even aan het razende systeem en die druk te ontsnappen?  Even op adem komen in de natuur, het heimwee naar de verbinding met het geheel, is dat wellicht onze drijfveer? Is het dan toch een zoektocht naar een beter leven? Alleen keren we steeds terug naar huis, waar al snel weer het verlangen opduikt en we onze volgende reis boeken.

Een beetje geschiedenis

In wezen zijn we, net als de (andere) dieren, nomaden. De eerste mensen trokken rond in groepen op zoek naar voedsel: dieren om op te jagen en planten om te verzamelen. Wanneer het gebied niet voldoende meer bood, trokken ze verder, ze moesten immers zien te overleven in de natuur. Op een bepaald ogenblik in de geschiedenis is de mens sedentair geworden, aanvankelijk nog tijdelijk rondtrekkend op zoek naar voedsel, maar steeds terugkerend naar een vaste plek. Door zelf te gaan zaaien werd het rondtrekken minder noodzakelijk. Stilaan ontstonden de eerste vaste woonkernen samen met de landbouw. Zo konden meer mensen gevoed worden, ze gingen met steeds meer samenwonen, en dorpen werden steden. Om hun voedsel en woongebied te verdedigen, verenigden ze zich steeds meer. Uiteindelijk ontstonden grote rijken die zich steeds verder uitbreidden, grenzen van wereldrijken werden vastgelegd. Rondtrekkende volkeren werden geblokkeerd. Tot de grenzen het begaven. Zo stortte het Romeinse rijk in onder druk van volkeren die nog rondtrokken, maar bleven vastzitten en zich ophoopten aan de grenzen. Zodra Rome het begaf, overspoelden vele volkeren zoals de Goten en de Franken geheel Europa.

Wij, moderne mensen, zitten vast in huizen in steden van steen en beton, alle leven weggeplaveid. Wat er nog doorkomt, pesten we weg met chemische middelen. We werken van ’s morgens tot ’s avonds, dag na dag. Maar het heimwee naar het nomadenbestaan is nooit echt weggeweest. Onderhuids steekt het verlangen naar de natuur, het levendige, naar het gras dat aan de overkant van de heuvel altijd groener is. 

Was het maar probleemloos

De commerciële sector speelt daar handig op in, spiegelt ons de mooiste natuurplekken voor, vol rust en heerlijk weer om daar het grote geluk te vinden. Reisagentschappen hebben enkel aandacht voor het materiële aspect, maar het heimwee zit dieper. Het is het gevoel iets onbestemds te missen waarnaar we steeds op zoek gaan, maar niet vinden in reizen en luxe. Steeds weer neemt het heimwee toe en weer willen we weg. 

We gaan niet op reis op zoek naar een beter leven voor onze nakomelingen, we gaan onbewust op de een of andere manier op zoek naar rust voor onszelf. 

Het probleem hierbij is dat, op de manier zoals het nu gebeurt, het milieu en de plaatselijke bevolking daar meestal de dupe van zijn. Toerisme is een bron van inkomsten, maar dat is slechts voor een klein deel voor de plaatselijke bevolking. En ondertussen wordt het natuurlijke milieu vernietigd voor de bouw van luchthavens, hotels en al wat nodig is om de toeristen ter wille te zijn. Als jong meisje ben ik een aantal weken met een gastarbeidersgezin uit ons dorp meegegaan op vakantie naar hun land van herkomst. Ik heb er mee geleefd met hen. Zij konden zich geen stukje vlees permitteren en als ze toch eens voor een feestelijke gelegenheid een stukje wilden, konden ze enkel de stukken kopen die men in de hotels niet wilde, die men als afval beschouwde. Ook het contrast tussen de behuizing van de bewoners en de hotels was enorm.

Een eindeloos verlangen

Het onbestemde gemis blijft knagen tot je beseft dat je het gevoel deel te zijn van de natuur ook op je eigen plek kunt ervaren. Dan hoef je niet meer weg te gaan.

Dat is het ideaal om na te streven. Het proces erheen is belangrijk, we zijn nog onderweg … terug naar huis voor altijd.