
Zes maart, de winter loopt op z'n einde wanneer ik aanbel bij Lode Devos. Lode is milieu-activist met een passie voor honingbijen. Ik tref hem aan op een zenuwslopend moment...
“Hier staan vijf kasten. Tot nog toe heb ik nergens een teken van leven gezien. Geen reden tot paniek: bijen die overleven op eigen honing komen later naar buiten dan bijen die met suikeren moeten overwinteren. Vorig jaar bleek één bijenvolk verdwenen: zeven kilo honing in de kast, verder niets!
Honingbijen houden plaatst mij voor een pijnlijk dilemma. Bijen maken deel uit van het ecologisch evenwicht dat ik hier tracht te realiseren. Ik bied hen woongelegenheid aan en probeer zo goed mogelijk een natuurlijke omgeving te creëren. Ik oogst heel weinig honing: mijn bijen halen in deze omgeving net genoeg binnen om zelf te overwinteren. We beschikken over anderhalve hectare grond: een paradijs voor bijen, maar dit paradijs bevindt zich te midden van monoculturen vol pesticiden, kunstmest en vervuilde lucht. Bijen vliegen 3 tot 5 km ver: ik kan ze niet beschermen. In Frankrijk zijn er grote gebieden waar je op een natuurlijke manier kan imkeren en tegelijkertijd honing kan produceren, dat hebben we hier niet. Maar maak je geen illusies: je kan, op een natuurlijke manier, nooit de hoeveelheden produceren die imkers vandaag gewoon zijn.”
Is het om die reden dat je slechts vijf kasten hebt? Volstaat dat voor een imker?

“Ik noem mijzelf niet zozeer een imker. Een vijftal jaar geleden begon ik op een heel open manier te kijken naar de imkerij. Ik zag dingen die vraagtekens opriepen: het afknippen van een stukje vleugel van de koningin bijvoorbeeld. Of het vervangen van honing, notabene het voedsel van de bijen, door geraffineerde suiker! Het fascineerde mij, ik ben mij beginnen verdiepen in bijenvolken en hoe ze functioneren. Bij de imkerijverenigingen bleef ik vooral op mijn honger zitten. Ik moest vooral elders op zoek en stootte bijvoorbeeld op het onderzoek van de Duitser Jurgen Tautz en de Amerikaan Tom Seeley.”
Waar zit voor jou het onderscheid dan?
Als wij, mensen, iets willen begrijpen, dan vertrekken we vanuit ons eigen menselijke referentiekader. We staan er niet bij stil dat dieren een ander referentiekader hebben. Om bijen te begrijpen moet je kijken met bijenogen. Om afstanden in te schatten, denken wij mensen in meter. Als een bij vliegt over 500 meter divers domein met bomen, water en gras en daarna over 1000 meter maïs, dan is dat voor die bij twee keer dezelfde afstand. Dergelijke vaststellingen nodigen ons uit om anders naar bijen te kijken.
Imkers gebruiken voorgegoten en nu zelfs ook al plastic raten voor de bijenkast. Zo hoeven de bijen geen raten meer te bouwen en hebben ze meer energie om honing te produceren. Maar die raten hebben meerdere functies! Als een speurbij een koolzaadveld ontdekt, dan keert ze terug naar huis om dit aan de anderen te vertellen. Ze doet daarbij een dans in een achtvorm. Nu moet je goed beseffen dat het pikdonker is zo'n bijenkast! De speurbij zet haar zes poten vast op een raat en begint te trillen. Dit doorbreekt de andere werkzaamheden in de kast: de bijen “luisteren”. Ze voelen met hun antennes hoe die speurbij beweegt. De intensiteit van de trilling hangt samen met de afstand en de aard van het terrein. Bijen verstevigen de bovenzijde van hun raten met propolis. Bovenaan de raat bevindt zich dus een gewapend net van propolis wat cruciaal is voor een vlotte communicatie. Voorgegoten raten en zeker die van plastic bemoeilijken dit proces en daarom wil ik die niet gebruiken. Mijn bijen moeten optimaal kunnen communiceren.
In de zomer is er heel wat activiteit in en rond de kast. Hoe doen ze het, met zoveel samen op zo'n kleine plek?

Vijftigduizend bijen in een kast is niet overdreven. Een koningin kan in volle zomer tot 2000 eitjes per dag leggen. De larven moeten gevoed en verzorgd worden, de raten worden gepoetst, werksters gaan op zoek naar nectar en pollen, er zijn bijen die de kast moeten bewaken, er is een hofhouding voor de koningin, noem maar op, er zijn tientallen taken. Dat resulteert in een enorme bedrijvigheid en toch is er geen chaos. Elke bij weet precies wat zij moet doen, het systeem werkt als één geheel. Alles loopt gesmeerd ondanks de continue personeelswissel in de kast.
Wij begrijpen niet goed hoe het werkt, maar dat hoeft ook niet. Kijk naar wat er gebeurt, en leer wat eruit te leren valt. Een bijenkast is net als een zoogdier. Een zoogdier bestaat uit organen en cellen met elk z'n eigen functie en onderlinge verbanden daartussen. Het geheel werkt. Met een bijenvolk is het net zo: je moet het als één geheel bekijken en niet als een som van afzonderlijke bijen.
Wat loopt er nu verkeerd met onze bijenvolken?
Er zijn vooral de omgevingsfactoren: ongezonde lucht en schadelijke stoffen; maar ook erfelijkheid speelt een cruciale rol. Neem nu de varroamijt, een parasiet die zich voortplant via het broed van honingbijen. In Azië was er al honderden jaren harmonie tussen deze mijt en de lokale honingbij. We hebben hier Aziatische bijen geïmporteerd om te gebruiken bij de veredeling. Maar onze bijen hadden geen weerstand tegen varroa. Daarna begonnen we de volken te behandelen en zo is het helemaal fout gegaan. Hadden we de varroa niet bestreden, dan waren veel bijenvolken gestorven, maar zouden na verloop van tijd de overblijvende bijen resistent geweest zijn. We zien net hetzelfde bij landbouwgewassen: vandaag moet je die met pesticiden behandelen, anders gaan ze dood. Zet geen Holsteiner koe in een natuurreservaat: die functioneert niet meer in een natuurlijk milieu. Met bijen is het net zo.

Links en midden: verbeterde warrékast, rechts:
een blik in de bijenkast
Welke bijen hou jij dan?
Kijk, natuurlijke imkers willen -terecht- streekeigen zwarte bijen. Ook ik zou liefst zwarte bijen hebben. Maar ook die worden gekweekt: dat gebeurt op een “beschermde” manier. Hoe zwart is zo'n zwarte bij dan nog, hoe resistent is die? Bovendien: je kan zeer zelden een volledig bijenvolk verkrijgen, enkel een bevruchte koningin. Je moet een eigen volk gebruiken en de koningin daarvan vervangen. Dat is nogal manipulatief, daar hou ik niet van. Mijn bijen zijn “straatbijen”, kruisingen tussen allerlei bloedlijnen met een natuurlijke weerstand. Ik behandel nooit tegen de varroamijt of tegen wat dan ook. Bijvoederen doe ik hoogst uitzonderlijk.
Enkele weken later ontmoet ik Lode opnieuw. Ik vernam dat al zijn honingbijen verdwenen waren. Hij liet stalen nemen van het was uit één van de kasten; ze vonden 12 verschillende bestrijdingsmiddelen terug. “Zou er een verband zijn,” vraagt hij zich af. “In de Vlaamse provincie Limburg zijn 60% van de kasten kapot. In Duitsland zijn 225.000 van de 700.000 kasten dood gemeld...”