Dit is ondertussen het derde deel van deze reeks. De vorige delen kan je hier en hier lezen.
In de klassieke wetenschap geldt de wet dat in alle systemen ordening onvermijdelijk uiteenvalt en wanorde toeneemt tot een situatie van evenwicht bereikt is, een situatie van volledige desintegratie. Voor levende systemen betekent dit de dood.
Ilya Prigogine, een Russisch-Belgische chemicus (1917-2003) vestigde de aandacht op het bestaan van de relatief onbekende ‘andere helft van de realiteit’, waarvoor hij de Nobelprijs kreeg in 1977.
Afbraak én opbouw
Hij maakte duidelijk hoe het leven zich kon handhaven en zich ontwikkelen in de richting van complexere systemen. Hij liet zien dat open systemen, zoals leven, in tegenstelling tot gesloten systemen —waarvoor de hoger vermelde, algemene wet geldt — naast deze afbrekende kracht ook een tegengestelde kracht kennen zodat deze systemen de neiging hebben zichzelf te organiseren. Zo is er een ‘dynamisch evenwicht’ tussen chaos en ordening, afbraak en opbouw waardoor zulke systemen ondanks een zekere onbalans wel degelijk stabiel zijn.
In zijn boek ’Orde uit Chaos’ verduidelijkte hij dat in dergelijke open systemen de afbrekende kracht een noodzakelijk onderdeel is van het vermogen van levende systemen om zich aan te passen aan de voortdurende veranderingen in de omgeving. Levende systemen zijn bij uitstek open, dissipatieve systemen die een uitwisseling kennen van energie en informatie met de omgeving. De aanwezigheid van de opbouwende kracht is intussen duidelijk aangetoond in een veelheid van systemen variërend van groepen elektronen tot complexe biologische systemen.
Zelforganisatie
Terwijl Prigogine tot dit inzicht kwam vanuit chemie en fysica, kwamen Chileense biologen vanuit hun vakgebied tot vergelijkbare inzichten. In 1974 omschreven de biologen Humberto Maturana en Francisco Varela ‘leven’ als zelforganisatie. Volgens hen kunnen levende systemen dankzij deze zelforganisatie zichzelf voortdurend vernieuwen, zodat ze zich kunnen handhaven in een voortdurend veranderende omgeving, terwijl hun organisatiestructuur behouden blijft. Daarom ligt het begrip ’zelforganisatie’ als een dynamisch principe ten grondslag aan alle levende systemen. Deze zelforganisatie is terug te vinden op elk organisatieniveau, dus zowel in cellen en organismen als in ecosystemen en ook in sociale en culturele structuren. Door deze definitie krijgt het begrip ‘leven’ meteen een veel bredere betekenis.
Het evenwicht binnen deze systemen is geen statisch evenwicht maar een dynamisch evenwicht dat gekenmerkt wordt door een zekere innerlijke onbalans.
Een delicaat dynamisch evenwicht
Levende systemen zijn dus dynamische systemen die gekenmerkt worden door een permanent streven om een delicaat dynamisch evenwicht te handhaven. Op deze manier vernieuwt zo’n systeem zichzelf continu en handhaaft tegelijkertijd een speciaal dynamisch regime, waardoor het systeem als geheel stabiel is. Dit evenwicht ontwikkelt zich in een bepaalde richting, nl. naar het kritieke punt op ‘de rand van chaos’. Dit kritieke punt blijkt de optimale situatie voor complexe systemen om zo goed mogelijk te kunnen reageren op een voortdurend veranderende wereld. Veel complexe systemen ontwikkelen zich spontaan in de richting van dit optimale dynamische evenwicht tussen chaos en ordening.
Permacultuur en het nieuwe wereldbeeld
Dit punt op de rand van chaos is een plek van oneindige mogelijkheden, het is de meest creatieve situatie. Het is ook hier dat de natuurlijke patronen ontstaan zoals fractalen, spiralen, Fibonacci-reeksen bij de rangschikking van bladeren aan planten e.d.. Het zijn natuurlijke patronen die we in permacultuur zoveel mogelijk gebruiken omwille van hun meerwaarde. Ook hier lijkt permacultuur sterk in te spelen of verbonden te zijn met de natuurlijke gang van zaken die steeds meer wordt ontdekt in de wetenschap die vorm geeft aan het nieuwe wereldbeeld.
* bron voor deze tekst: ‘De Hele Olifant in Beeld’ Marja de Vries, 2007, 6de druk 2012, ISBN 978 90 202 8460 7
Deze blog is geschreven door Frank Anrijs (Yggdrasil)